Vandaag speelde ik via Spotify muziek uit de 60-/70er jaren van de vorige eeuw.
WAT? De vorige eeuw?
Ja, hoe gek het mij ook in de oren klinkt, mijn tienerjaren speelde zich af in de vorige eeuw, en wel in de jaren 1960-1967.
Als ik die jaartallen zo voor me zie voelt het zover weg, gaat het over een totaal andere tijd een ander leven bijna. Maar wanneer ik mijn gedachten terug laat gaan en die tijd probeer te overbruggen, gaat het slechts over een knipoog van de tijd.
Maar goed, ik draaide dus die muziek.
De meeste nummers kon ik heerlijk meezingen en als ik de tekst niet (meer) kende, zong ik, net als vroeger, toch mee in een soort steenkolenengels.
Van het nummer “Father and Son” van Cat Stevens, kende ik de tekst nog helemaal uit mijn hoofd en ik zong het dan ook uit volle borst mee.
Tijdens het zingen van het nummer viel me plotseling iets op, iets waar ik me eerst niet van bewust was.
Vroeger zong ik het gedeelte dat de gevoelens van de zoon vertolkt extra hard mee.
Ik voelde de opstandigheid van de zoon in het liedje en de drang om zijn eigen bestemming te zoeken. In gedachten zong ik met gebalde vuisten de tekst tegen mijn eigen vader.
Maar nu zette ik extra hard aan bij het tekstgedeelte dat de gevoelens van de vader verwoordde en ik deed dat zonder daar bij na te denken. Het gebeurde gewoon.
Toen ik eenmaal doorhad dat ik dat had gedaan, heb ik het nummer opnieuw afgespeeld.
Ik zag mezelf weer als de jongen die ik toen was, maar hoe ik me ook probeerde in te leven in de tekst, ik voelde niets meer van de opstandigheid die ik vroeger had ervaren.
Mijn sympathie lag bij de vader en ik begreep precies wat hij bedoelde.