Ik heb eens ergens gelezen dat er in Amsterdam meer fietsen dan inwoners zijn. Amsterdam telt ruim 800.000 inwoners en er zijn meer dan 900.000 fietsen in de stad.
Met al die fietsen wordt per dag ongeveer twee miljoen kilometer gefietst, onder meer over ruim 500 kilometer (vrije) fietspaden.
Er zijn mensen die beweren dat je tegenwoordig makkelijker je auto dan je fiets kwijt kunt in het centrum.
Ik zelf doe daar hard aan mee en gebruik mijn stadsfiets dagelijks.
Het is een genot om door de stad te laveren, midden op straat lopende toeristen te ontwijken en alle wachtende auto’s achter je te laten.
En het is een geweldig schouwspel wanneer de klep van een pont omlaag gaat en al die fietsers vanaf de pont de stad innemen.
En we weten het allemaal: fietsen is gezond voor de fietser en het milieu.
Maar zoals altijd zit er ook aan deze medaille een keerzijde.
Als je wel eens in Amsterdam bent geweest, weet je dat het grote aantal fietsen een enorm “fietsparkeerprobleem” oplevert. Op een gemiddelde werkdag staan er alleen al rond Centraal station zo’n 9000 fietsen geparkeerd.
En dat kost ruimte, veel ruimte.
Tot nu toe is de oplossing gezocht in het realiseren van stallingsmogelijkheden op pontons op het IJ en zelfs op een oude pont. Ook is er aan de voorkant van het station een zogenaamde “fietsflat” gebouwd.
Deze stallingen hebben vaak fietsenrekken van twee verdiepingen. Logisch dat de onderste rekken het eerst gevuld worden. Niemand wil echt lang bezig zijn met het stallen van zijn of haar fiets, zeker niet als je een trein moet halen.
Maar het plaatsen van je fiets in de bovenste rekken vereist wel wat handigheid en zeker ook enige kracht.
Toen ik gisteren mijn fiets wilde stallen moest ik, zoals zo vaak, een tijdje zoeken naar een vrije plek. Het is een soort ritueel dat rondlopen tussen die rekken met aan beide zijden honderden fietsen.
Op de paden tussen de rekken lopen ook altijd mensen rond die niet meer precies de juiste plek weten weten waar ze hun fiets hebben gestald en spiedend rondkijken of ze hun tweewieler tussen al die anderen kunnen ontdekken.
Toen ik eindelijk een vrije plek had gevonden, was dat natuurlijk een bovenplek.
En dan begint het:
Rek naar je toe trekken, omlaag duwen, fiets op het smalle pad tussen de rekken in een onmogelijke houding manoeuvreren zodat je het voorwiel in het rek kunt tillen, vervolgens al je kracht gebruiken om je fiets tegen de helling van het rek op te duwen, fiets op slot zetten en met ketting vast aan het rek, rek weer horizontaal tillen en als laatste terug naar voren schuiven tussen de andere fietsen op het bovenrek.
Wie deze handelingen nooit heeft verricht, snapt van bovenstaande geen bal.
Het moet “abracadabra” zijn.
Voor de “diehard fietser” is het een terugkerend ritueel dat nu eenmaal bij het genot van het fietsen in Amsterdam hoort.
Het is een noodzakelijk kwaad en we nemen het voor lief.