Zjenja en Boris zijn gescheiden, maar hun appartement moet nog worden verkocht.
Daardoor komen ze elkaar noodgedwongen nog geregeld tegen in hun woning.
Op een avond ruziën ze opnieuw over de vraag wat er moet gebeuren met hun 12-jarig zoontje Alyosha.
Ruziën, want beiden schuiven de verantwoordelijkheid voor het kind op elkaar af, niemand wil zich over hem ontfermen. Hij past niet in hun nieuwe levens waaraan ze inmiddels allebei zijn begonnen.
Tijdens deze ruzie loopt Zjenja kwaad naar de badkamer om naar het toilet te gaan. Wanneer ze weer terugloopt naar Boris, om verder te gaan met hun geschreeuw, en ze de badkamerdeur achter zich dichttrekt, zien we Alyosha achter de deur staan, zijn ogen wijd opgesperd, het gezicht vertrokken in een geluidloze schreeuw van intens verdriet, als in een schilderij van Edvard Munch.
Dit beeld is hartverscheurend en bleef door mijn hoofd spoken gedurende de hele film.
Dan verdwijnt Alyosha. Hij vertrekt ’s morgens naar school, maar komt daar nooit aan.
Ouders noch politie lijken zich erg in te spannen het kind terug te vinden.
Een buurtcomité van vrijwilligers doet wel z’n best en kamt de omgeving minutieus uit. Maar de jongen blijft onvindbaar.
De filmbeelden die ik voorgeschoteld kreeg zijn sterk en verstild.
Bij de aanvang van de film, wanneer de camera traag door een besneeuwd bos beweegt, lijkt het of de camera langzaam toe werkt naar een shot van een plaats delict.
Het rood-witte afzetlint waarmee de jongen in het begin van de film door dat bos loopt, versterkt dat gevoel.
Dit onheilspellende gevoel komt vooral in het tweede deel van de film steeds terug en wordt nog versterkt door de muziek.
Toch komt het verhaal niet tot een echte climax, maar juist daardoor blijft de film rondspoken in mijn hoofd.
