Ik moet het er toch een keer over hebben. Ik eet geen vlees. Dat doe ik al een hele tijd niet, laten we zeggen vanaf mijn dertigste. Wees gerust, dit wordt geen wervingsstukje voor de bond van vegetariërs. Evangeliseren heb ik al op jonge leeftijd afgeleerd. Ik voel gewoon de behoefte dit onderwerp in deze blog aan te kaarten.
De eerlijkheid gebied me te vermelden dat er een periode is geweest, ongeveer eind jaren tachtig, begin jaren negentig, dat ik een aantal jaren wel vlees heb gegeten, al is het steeds met mate geweest.
Mensen vragen vaak aan me wat de reden is dat ik geen vlees eet. Op zich is dat opvallend, want ik vraag nooit aan iemand waarom hij of zij wel vlees eet. Het is net als bij vrouwen die er voor kiezen geen kinderen te nemen. Ook zij moeten vaak uitleggen waarom ze die afweging hebben gemaakt. En ook hier, de vraag waarom iemand wel kinderen heeft wordt zelden gesteld.
Maar goed, laat ik het houden bij mijn “geen vlees eet keuze”. Ik ben overigens geen vegetariër want ik eet wel heel af en toe vis zij het geen gekweekte exemplaren. Pescotariër dus. Dat is een van mijn “quilty plaesures”.
Als mensen mij dan vragen waarom ik geen vlees eet, vind ik dat eigenlijk lastig te verwoorden. Het is veel meer een gevoelsmatige kwestie dan een rationele, en alleen het feit dat ik de bio-industrie verafschuw, dekt zeker niet de lading.
Dit weekeinde las een artikel over het zogenaamde “Utilitarisme”. Het utilitarisme heeft betrekking op onze moraal. Het is een ethische stroming die de waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut. Onder dit algemeen nut wordt verstaan: het welzijn en geluk van alle mensen. Doel van het utilitarisme is dus de bevordering van het algemeen geluk en welzijn. Utilitarisme heeft alles te maken met maximalisering: The greatest good for the greatest number. Sommige utilitaristen zijn van mening dat ook het welzijn en geluk van dieren daarbij hoort.
De manier waarop er binnen onze samenleving vaak met dieren wordt omgegaan heeft iets paradoxaals. Aan de ene kant worden ze door mensen vertroeteld en maken mensen zich druk als er een foto in de media staat waarop een dode neushoorn of olifant met afgezaagde hoorn of slagtand is te zien. Aan de andere kant worden dieren behandeld alsof het geen levende wezens zijn maar slechts een consumptie artikel dat je uit de koeling pakt in de supermarkt.
Omdat dieren net als mensen bijvoorbeeld stress en pijn ervaren, zou je kunnen zeggen dat je houding ten opzichte van dieren in principe niet zou moeten afwijken van die van mensen. Of dat dan voor alle dieren zou moeten gelden is iets om over na te denken.
Voor mij geldt dat het utilitarisme grotendeels de lading dekt voor de reden dat ik geen vlees wil eten. Het lijkt mij een goed streven mijn gedrag naar dieren toe af te meten aan het geluk en welzijn van dat dier. Dat is niet altijd eenvoudig, ook ik haat zoemende muggen die mij uit mijn slaap houden, maar ik wil me er zeker bewust van blijven.
En dat het daarbij voor mij niet past dat ik dieren laat opgroeien onder erbarmelijke omstandigheden en vervolgens doden voor mijn genoegen lijkt evident.
Een gedachte over “Dierenwelzijn”