Het consult (kort verhaal)


Het_consult

Nadat Victor op de bel heeft gedrukt, moet hij zich verzetten tegen de impuls zich om te draaien en weg te rennen. De straat uit, de hoek om, terug naar het café waar hij bijna een uur geze­ten heeft omdat hij veel te vroeg was voor de afspraak.

Weglopen. Al te lang is hij voor zichzelf op de vlucht en hij heeft besloten het niet langer te doen. Het lost niets op.

Met een harde klik wordt de deur door middel van een elektrisch mechanisme ontgrendeld. Op een geëmailleerde plaat die boven de groen uitgeslagen koperen brievenbus is bevestigd staat:

- K. Vink & D.J. Wilmink Parapsycholo­gen - 
- consult uitsluitend volgens af­spraak -

Victor moet hard duwen om de tegendruk van een deurdranger te overwinnen. Als hij naar binnen stapt komt hij in een schemerige gang. Zijn jas hangt hij aan de kapstok direct links van hem. Twee leeuwenkoppen met koperen ringen in hun bek staren hem grijnzend aan. Halverwege de gang hangt een bordje dat door middel van een kettin­kje aan het plafond is beves­tigd. Onder een rode pijl die naar rechts wijst staat in strakke let­ters het woord; WACHTRUIMTE.
Het donker­bruine par­ket kraakt als hij er overheen loopt. De wachtka­mer is een klein
ver­trek dat grotendeels in be­slag wordt genomen door twee bruine leren fau­teuils en een eikenhouten vierkante salon­tafel. Op de tafel staat een grote koperen asbak en er ligt een aantal stukgelezen tijd­schriften. De asbak is glimmend ge­poetst. Victor kan zich niet voorstel­len dat er iemand is die daar zijn as in durft te doen. De Tl-lamp aan het pla­fond maakt een zacht brom­mend geluid.

Juist als hij zich bukt om tussen de tijd­schriften te kij­ken of er iets van zijn gading bij is, hoort hij iemand in de gang zijn richting uit komen. Hij draait zich om en in de deurope­ning verschijnt een vrouw. Ze heeft golvend grijs, halflang haar en is gekleed in een blue­jeans en een rode trui. Haar huid en ogen zijn donker en ze neemt hem nauwkeurig op.

‘Meneer Bonten?’ vraagt ze en steekt een ge­ringde hand naar hem uit. ‘Mijn naam is Dorien Wilmink.’

Victor loopt op haar toe en haalt snel zijn hand langs zijn broekspijp alvorens hem in die van haar te leggen. ‘Bonten,’ zegt hij, ‘Victor Bonten.’ Hij voelt haar koele, stevige hand­druk en wenst zichzelf buiten.

‘Zullen we naar mijn kamer gaan?’ zegt de vrouw en loopt voor hem uit naar het einde van de gang waar een deur open staat.

In de kamer waar ze binnen gaan wordt de rech­termuur in beslag genomen door een imposant aan­tal boeken waarvoor een bureau staat. De vrouw wijst echter naar de andere zijde waar hetzelfde soort kolossale meubelen staan als in de wacht­ruim­te. Victor gaat in de stoel zitten die het dichtst bij twee open­slaande deuren staat welke uitkomen op een verwilderde tuin. De vrouw loopt naar het bureau waarvan ze een dossierm­ap pakt en gaat in de stoel tegenover hem zitten.

‘Het lijkt me verstandig,’ zegt ze ‘als we het eerst even over de praktische zaken hebben. In ons telefoongesprek heb ik u al verteld hoe mijn werkwijze is, maar ik heb u nog niet gevraagd of u er bezwaar tegen heeft dat ik dit gesprek op band opneem. Dit doe ik uitsluitend voor eigen gebruik zodat ik later eventueel bepaalde passa­ges terug kan luisteren.’

Victor schudt zijn hoofd. ‘Nee daar heb ik geen bezwaar tegen.’

Ze knikt en pakt vanonder de tafel een kleine recorder, zet die op het midden ervan en drukt een van de knoppen in.

‘Dan denk ik dat u nu het best maar kunt begin­nen met vertellen. Mocht ik tussendoor vragen hebben of zijn er dingen niet duidelijk, dan zal ik u onderbreken.’

Door het resolute optreden van de vrouw voelt Victor zich langzaam iets ontspannen. Ineens lijkt het of de afgelopen maanden niet zo erg zijn geweest. De pijn is weg, net als vroeger bij de tandarts als hij in de behan­del­stoel had plaatsge­nomen.

‘Ik vind het erg moeilijk er over te praten,’ begint hij. ‘Eigen­lijk heb ik het steeds voor me uitgescho­ven, maar toen ik u belde kon ik het niet langer voor mezelf houden, ik moest er met iemand over praten. De vrouw knikt en vraagt: ‘Ik ben dus de eerste met wie u er over spreekt?’

‘Ja dat klopt. Zelfs met Lettie, mijn vrouw, heb ik het er nooit over gehad. Ik ben bang dat mijn omge­ving me voor gek verklaard en soms denk ik dat ik dat misschien ook wel ben.’

Victor zwijgt. Achter zich hoort hij de regen tegen de ra­men striemen. Zijn blik wordt gevangen door de bruine ogen van de vrouw en na een diepe zucht gaat hij verder.

‘Het is ongeveer twee maanden geleden dat ik in het cen­trum bij een zebrapad stond te wachten omdat het voetgangers­licht op rood stond. Van de overkant kwam een wat oudere man haas­tig aanhol­len en liep zonder om zich heen te kijken de weg op. Ver kwam hij niet want toen hij bijna op het midden van de straat was, zag ik een auto met hoge snelheid aan komen rijden. De man werd door de auto geschept, omhoogge­slingerd en duikelde er als een slappe pop overheen. Met een doffe klap smakte hij achter de auto op het asfalt. Alles had zich razendsnel afgespeeld. Op het moment dat ik de man te hulp wilde schieten gebeurde er iets vreemds. Ik zag hem opnieuw de straat oplopen en het hele ongeval voor de tweede keer gebeuren. Niet ongeveer hetzelfde, maar exact. De tweede- was voor mij precies gelijk aan de eerste keer, inclu­sief het gieren van de banden en de klap waarmee de man op straat neerkwam. Ik stond ver­stijfd aan de rand van het trottoir. Toen ik weer bij mijn posi­tieven kwam had zich al een groepje mensen om het slacht­offer ge­vormd en ben ik snel doorgelopen.

De dagen daar­na kon ik bijna nergens anders meer aan denken. Eerst zag ik steeds die man die daar als een nutteloos voor­werp op straat werd ge­smakt. Later ging ik me afvragen welke van die twee keer de realiteit was. Ik bedoel; had ik nadat het onge­luk gebeurd was in mijn hoofd een soort projectie daarvan gekregen, of had ik in de nabije toekomst gekeken en was het pas daarna werke­lijk gebeurd.

Ik pro­beerde er een oplossing voor te vinden maar beide keren waren zo hetzelf­de verlopen dat ik geen ant­woord op die vraag vond.’

De vrouw had geboeid zitten luisteren en af en toe ge­knikt. Hij vraagt zich af of dat was omdat ze hem begreep, of omdat ze iets uit zijn verhaal herkende.

‘Is het mogelijk,’ vraagt ze, ‘dat u vlak voor of ten tijde van deze ervaring onder invloed was van hallucinoge­nen?’

Victor trekt zijn wenkbrauwen op en schuift wat naar voren op zijn stoel. ‘Als u bedoelt of ik drugs gebruik dan kan ik u wel vertyellen..!’

‘Nee nee,’ onderbreekt ze hem, ‘zo expliciet bedoel ik dat niet. Ik doel bijvoorbeeld ook op medicijnen en alcohol.’

Meteen heeft Victor spijt van zijn reactie. Hij had zich voor­ge­nomen tijdens dit eerste gesprek niet te openhartig te zijn, maar hij heeft nu het gevoel dat hem dat niet zo best lukt.

‘Medicijnen gebruik ik niet en het was een doordeweekse dag, dan drink ik…’ Hij zwijgt en zakt weer terug tegen de rugleu­ning. ‘Dan dronk ik nooit.’

De vrouw kijkt hem vragend aan maar zegt niets.

‘Ongeveer een maand daarna maakte ik weer zo’n situatie mee,’ gaat Victor verder om de aandacht van het drinken af te leiden. ‘Een collega bij mij op de bank waar ik werk, kreeg een hartaanval en ook dat heb ik tweemaal zien gebeu­ren.’

‘Kunt u me precies vertellen hoe het is gebeurd en hoe u het beleefde?’ vraagt de vrouw. ‘Maar misschien kan ik eerst even iets te drinken halen. Wat wilt u; thee, koffie, of iets van frisdrank misschien?’

‘Thee graag,’ zegt Victor, maar liever had hij om een bor­rel gevraagd.

De vrouw staat op, zet de recorder stop en loopt de kamer uit. Ergens in het huis slaat een klok vier keer. Als Victor haar een trap op hoort lopen gaat hij staan en rekt zich uit. Door zijn spiegel­beeld heen ziet hij de verwaar­loosde tuin. Op een van grindtegels gemaakt terras staan drie vuil­niszakken. Bij een ervan steekt door de niet goed dichtgebonden opening, het achterste gedeel­te van een zwart kattelichaam. ‘Wie stopt er nu in gods­naam een dode kat zo onzorgvuldig in een vuil­nis­zak,’ mompelt hij en blijft er gebiolo­geerd naar kijken. Dan ziet hij het donkere lijf bewegen en begrijpt dat het beest zich tegoed doet aan de inhoud van de zak.

Wanneer hij zijn focus verandert, trekken de regendruppels grillige sporen over zijn gezicht.

Nadat ze zwijgend hun thee hebben gedronken gaat Victor ver­der met zijn verhaal.

‘Het was op een vrijdagavond. Ik herinner me dat zo goed omdat het koopavond was en ook de bank waar ik werk is dan geopend. Gerard, dat is degene die de hartaanval kreeg, was aan het loket naast mij bezig iemand te helpen met vreemde valuta. Ineens hoorde ik hem zwaar en piepend ademhalen en toen ik naar hem keek staarde hij me met uitpuilende ogen aan. Zijn gezicht en lippen waren paars en de aderen in zijn hals opgezwol­len. In zijn opgeheven hand hield hij een aantal verfrommelde Dollar biljetten. Hij wan­kelde, zocht steun tegen de rand van de balie en zakte inel­kaar.

Vanaf het moment dat ik hem zo zwaar hoorde ade­men maakte ik opnieuw mee.., of gebeur­de toen pas echt. Het was des te afschuwe­lijker omdat ik precies wist wat er ging ge­beu­ren. Ik wist het maar was niet bij machte er iets aan te verande­ren. En weer zat ik met diezelfde vraag; welke keer was echt.

Op weg naar het ziekenhuis is hij overleden. Pas later realiseerde ik me dat allebei de voor­vallen met de dood waren geëin­digd. Vanaf dat moment kon ik nergens anders meer aan denken. Me concentre­ren op mijn werk was onmogelijk en ik maakte de grof­ste fouten, wat uiteindelijk tot gevolg heeft gehad dat mijn chef me achter de balie van­daan heeft ge­haald. Ook het slapen ging steeds beroerder en ik ging meer en meer drinken. De ruzies met Let­tie werden meer regel dan uit­zonde­ring. Mijn vrije tijd bracht ik door in de kroeg, of de biblio­theek waar ik zoveel mogelijk boeken las die ook maar iets met dit onderwerp te ma­ken hadden.’

Hij zwijgt en voelt zich doodmoe. Om de een of andere reden heeft hij het gevoel dat zijn lot vanaf nu in de handen van de vrouw tegenover hem ligt.

‘En dat was tot nu toe de laatste keer dat u een dergelij­ke ervaring had?’ vraagt ze.

‘Ja, eigenlijk wel. Soms denk ik dat zich weer zo’n situa­tie voor gaat doen en ik betrap me er op dat ik er min of meer op wacht.’

Ze kijkt hem nadenkend aan en haalt met ge­spreide vingers een hand door het haar. ‘Meneer Bonten, het feit dat u nu hier zit en uw verhaal gedaan hebt, moet voor uzelf een enor­me overwin­ning zijn. Wellicht is het ook de eerste stap naar de oplossing van uw probleem, hoe die dan ook moge zijn.

Het komt vaker voor dan u denkt dat mensen die geeste­lijk volko­men in balans zijn, spontaan op­tredende gevallen van paranor­male kennisver­wer­ving hebben. Dit zegt dan ook abso­luut niets over de psychische toestand waarin deze mensen verke­ren. Bui­tenzin­tuiglijke waarne­ming is een moei­lijk onderwerp en het lijkt me in dit stadium het meest zinvol dat ik u wat serieu­ze lectuur mee­geef zodat u zich wat kennis hier­om­trent kunt eigen maken. Op dit moment vind ik het een eerste vereiste dat u zichzelf hervindt om weer te kun­nen functioneren zoals u dat wilt. Het is denk ik verstan­dig om voor een korte peri­ode wat slaapta­bletten aan de huisarts te vragen, zodat u weer in uw normale slaapritme komt. Ver­der adviseer ik om er voorlo­pig alleen met uw echtgenote over te spreken. De publieke opinie omtrent parapsy­cholo­gie is helaas nog steeds van dien aard dat u nauwelijks op enig begrip hoeft te reke­nen. Ik ga deze kwes­tie met mijn collega bespreken en zou het op prijs stellen als u de twee waarne­mingen voor mij op pa­pier zou willen zetten.’

Victor knikt en vraagt: ‘Maar wat gaat er nu verder gebeuren?’

‘Zoals ik al zei ga ik een en ander bespreken en ik zou graag een nieuwe afspraak met u maken voor over ongeveer twee weken.’

Met een klap valt de deur achter Victor in het slot. Het is al donker geworden en een fijne motre­gen slaat in zijn ge­zicht. Snel loopt hij naar zijn auto.

Als hij met natte haren wegrijdt heeft hij zowaar een opge­lucht gevoel. De oplossing weet hij welis­waar nog niet, maar het feit dat hij er einde­lijk met iemand over heeft kunnen praten, maakt alles minder uitzichtloos. ‘Gedeelde smart is halve smart,’ mompelt hij.

Wanneer hij de oprit van de snelweg oprijdt, zet hij de radio zachtjes aan. Hij zou ook door de stad kunnen gaan, maar hoewel dat in kilome­ters minder is, doe je er zeker rond de avond­spits veel langer over.

Vanavond zal ik er met Lettie over praten, denkt hij. Ik moet het niet langer uitstellen. Ze maakt zich zoveel zorgen over de situatie. Ik zal bloemen voor haar meenemen en een fles wijn voor bij het eten. Of misschien kunnen we wel uit eten gaan. Eindelijk weer eens naar haar lievelingsrestaurant.

Doordat hij voor zich de remlichten van een vrachtauto ziet oplichten, schrikt hij op uit zijn gepeins. Verschrikt trapt hij op de rem en voelt hoe de auto heen en weer slin­gert en hobbe­lend de berm in schiet. In wilde paniek draait Victor het stuurwiel naar links maar de auto reageert in het geheel niet en zoekt zijn eigen weg. Recht voor hem doemt de beton­nen massa van een viaduct op. Nog dieper trapt hij het rempe­daal in terwijl hij zich schrap zet tegen de rugleu­ning. In slow­motion ziet hij de grauwe peiler de voorruit naderen en zijn mond, waarin de tong beweegt als een verdwaalde naakt­slak, spert hij geluidloos open. Met een enorme klap spat de ruit als bij een vuurwerk in duizenden vonken uit elkaar. De airbag, flitst het door zijn hoofd als hij die bij de passagiersplaats ziet opbollen als een enorme kauwgombel, ik had hem moeten laten repareren. Het stuurwiel breekt zijn ribben alsof het lucifershoutjes zijn. Met grote kracht slaat zijn hoofd naar voren. Ver­scheu­rende pijn. Stilte. Donker. Niets.

Hij wordt zich bewust van het feit dat hij nog in leven is doordat voor hem twee remlichten aanflitsen. Impulsief trapt hij op de rem en voelt de auto glijden en hobbelen. Wild draait hij aan het stuur, totdat hij voor zich uit het donker de grauwe betonnen peiler ziet opduiken.

Te laat, flitst het door zijn hoofd, het is te laat. Dan sluit hij zijn ogen en wacht berustend op het niets.

19 gedachtes over “Het consult (kort verhaal)

  1. Hey Harme!
    Schitterend! Ik heb tot het fascinerende einde gelezen.
    Als ik 1 iets moet zeggen dan zou het zijn : let op dt. (Verklaart – ik weet het, het is sterker dan mezelf! 😂)
    Bedankt voor een verhaal dat best ook als korte-verhaal in de krant kan gepubliceerd worden!

    Geliked door 1 persoon

  2. Knap geschreven! Toen ik de grote lap tekst zag, schrok ik even maar ik ben blij dat ik heb doorgezet. Ik werd als het ware je verhaal in gezogen. Dit eind had ik niet verwacht. Mooi!

    Geliked door 1 persoon

  3. Één keer gelezen maar ik verwacht ook nog wel een tweede keer… Spannend! Gebruik je bewust af en toe verleden en tegenwoordige tijd door elkaar? Waar dat me in eerste instantie even afleidt, geeft het achteraf misschien juist wel een extra laag aan het verhaal.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.