Hier zit ik dan. Wat moet ik nu verder, of beter gezegd, hoe moet ik nu verder? Ik kan het niet langer aanzien. Het is zo godsgruwelijk lelijk allemaal. Hoe zou het komen dat ik bijna alles in mijn hoofd heb geïdealiseerd? Mooier gemaakt dan het in werkelijk is. Terwijl ik dat toch niet kon weten. Mooier gemaakt, maar waarom?
Het vliegt me aan, keer op keer, dag in dag uit.
Nu al bijna een jaar. Een jaar na de voor mij fatale operatie.
359 Dagen om precies te zijn. Hoeveel uur is dat wel niet?
Het eerste waarvan ik me bewust werd was een gevoel van oneindige dorst. Mijn mond voelde aan als een dagenlang niet gebruikt vaatdoekje en zal waarschijnlijk ook zo hebben geroken.
Ik lag gestrekt op mijn rug en er lag iets over me heen. Voorzichtig tastte ik met mijn handen de omgeving af. Koele stof. Laken, dekbed?
Naast me hoorde ik een mechanisch apparaat regelmatig piepen.
Ineens wist ik het weer, ik lag in het ziekenhuis. Vanmorgen was ik naar de operatiekamer gereden voor een operatie aan mijn ogen.
Hoe laat zal het nu zijn?
Ik voelde voorzichtig met mijn handen over mijn gezicht. Mijn ogen waren ingepakt met een dikke laag verband.
Ik hoorde hoe er iemand mijn richting uit kwam lopen. Ik hoorde een zachte stem die tegen me sprak.
‘Hallo Julia, hoe voel je je?’
Een zachte vrouwenstem. Ik wilde antwoorden, maar mijn keel was zo droog dat er alleen een gekraak te horen was.
‘Hier heb je wat water,’ zei de vrouw, ’rustig drinken en niet teveel, anders word je misselijk.’
Ik kreeg een rietje tussen mijn lippen gestoken, tilde mijn hoofd een beetje van het kussen en zoog er uit alle macht aan. Het ging moeizaam en ik kreeg slechts één slokje water binnen.
‘Zo is het genoeg voor het moment,’ zei de vrouw, ‘Strak mag je weer. Ik ben Fleur, verpleegkundige op de recovery afdeling. Ik heb late dienst dus ik ben er tot zeker 11 uur. Het is nu net 7 uur geweest. In de avond,’ voegde ze er nog snel aan toe.
Ik liet mijn hoofd terugzakken in het kussen. Doodmoe voelde ik me van die kleine inspanning van zonet.
Ik sloot mijn ogen en voelde mezelf wegzakken in een peilloze diepte.
Altijd was het donker om me heen, totaal, zonder ook maar een puntje licht. Als ik ‘s morgens wakker werd was het eerste geluid dat tot me doordrong dat van mijn geleidehond Lara. Een labrador en naar men zegt zwart. Voor mij voelde haar vacht zacht en warm, maar zeker niet zwart. Zwart was waar ik mee vertrouwd was, dat wat ik altijd zag. Ik noemde het ook geen zwart, maar mijn blikveld. Dus eigenlijk had Lara de kleur van mijn blikveld.
De eerste jaren van mijn leven moet ik hebben kunnen zien, al was het slecht. Ik kan me daar trouwens echt niets meer van herinneren, maar het bleek uit mijn medisch dossier.
Zo’n 32 jaar heb ik niet kunnen zien. Ik was er aan gewend en had mijn leven goed opgepakt, al zeg ik het zelf. Na de middelbare school was ik gaan werken bij het Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds. Ik deed daar administratief werk. Lara komt ook van het KNGF. Ik was tevreden met mijn leven. Totdat mijn huisarts liet weten dat hij me wilde spreken.
Toen ik opnieuw ontwaakte voelden mijn ogen branderig aan en af en toe was het alsof er met een naald in werd gestoken. En weer werd ik me bewust van dat allesoverheersende dorstgevoel.
Systematisch taste ik met mijn handen het bed af op zoek naar een knop om de verpleging te waarschuwen. Maar voordat ik iets had gevonden hoorde ik de verpleegkundige alweer aankomen. Ik wist dat zij het weer was, ik hoorde het aan haar manier van lopen.
‘Je wilt zeker nog wat drinken,’ zei dezelfde stem van eerder.
Ik knikte en zoog gulzig aan het rietje. Nu had ik meer zuigkracht en kreeg daardoor ook meer water binnen. Mijn God, nooit geweten dat water zo lekker kan zijn.
‘Hoe voel je je,’ vroeg Fleur.
Ja, hoe voelde ik me.
‘Moe, ontzettend moe. En mijn ogen branden en steken alsof er glasdeeltjes in zitten.’
‘Ik zal je via het infuus wat meer pijnstillers geven,’ zei Fleur, ‘Hopelijk kun je dan ook nog een beetje slapen, dan voel je de pijn tenminste niet.’
Ik knikte en voelde me veilig in mijn bed. Fleur was doortastend en wist waarover ze sprak. Daar houd ik van, zelf denk ik dat ik ook zo ben.
Wanneer zal de arts langskomen. Hoe heet hij ook alweer? Zijn naam wilde me niet te binnen schieten, hoe ik ook nadacht.
Mijn huisarts kaartte het bij me aan.
Hij vertelde dat er een nieuwe methode was ontwikkeld waarop mensen met mijn specifieke oogafwijking heel goed reageerden. Door middel van een operatie worden er oogzenuwen van een donor getransplanteerd. Hierdoor zou het theoretisch mogelijk zijn dat ik weer zou kunnen zien.
Ik was nogal geschokt door datgene wat hij mij vertelde. Weer kunnen zien? Vooral het woord “weer” klonk mij vreemd in de oren.
Maar toen hij mij alles had uitgelegd en hij voorstelde mij door te verwijzen naar de betreffende kliniek voor een eerste onderzoek, stemde ik er mee in.
Daarna kwam alles in een stroomversnelling.
Volgens het medisch team was ik precies de juiste kandidaat voor de operatie. Ze hadden goede hoop dat ik na de behandeling weer zou kunnen zien. Theoretisch was het slagingspercentage meer dan 80%. En dat was hoog vertelde ze mij.
Maar ze bereidden mij ook voor op een teleurstelling, want er was altijd de mogelijkheid van afstoting.
Toen ik uiteindelijk had ingestemd met de operatie moest ik wachten op een geschikte donor. Die kwam wonderlijk snel, al na 4 weken werd ik opgeroepen naar de kliniek te komen en werd met de behandeling begonnen.
Mooier gemaakt, bijna alles mooier gemaakt. Alleen niet mijn lieve Lara. Mijn hond is precies zoals ik haar altijd had gevisualiseerd. Perfect is ze.
Trouwens ook het gezicht van de arts die de operatie had uitgevoerd. Maar de rest van de wereld, niet om aan te zien. Alles is vals en lelijk. De huizen, de bomen, de hele stad, alles. Maar vooral de mensen zijn afschuwelijk. Niemand ziet echt wat er gebeurt.
Toen ik niet kon zien werd ik soms geholpen met in de trein stappen of met het afrekenen bij de kassa van de supermarkt. Mensen leken geduldig en bereid elkaar te helpen waar nodig. Nu kijkt er niemand meer naar me om. En dat doen ze ook niet naar elkaar.
In mijn gedachtewereld van voor de operatie was alles van een onbereikbare schoonheid. Ik vormde de beelden met mijn handen en door de verhalen van anderen. Maar het klopt niet. Het is een grote vergissing.
Toen het verband door de arts werd verwijderd zag ik in de eerste instantie wat donkere en lichtere plekken met heel veel witte spikkeltjes en lijntjes.
We zaten in de onderzoekskamer die spaarzaam werd verlicht door een lamp.
Langzaam kwamen er beelden op mijn netvlies. Als eerste verscheen het wazige gezicht van de arts, het gezicht met de priemende ogen en de mond waarvan de lippen op elkaar waren geperst. Ik kreeg een donkere ski-bril aangereikt en zetten die op.
Toen ik weer in mijn bed lag, met die bril op, kwamen de tranen. Ik voelde me angstig worden en een golf van paniek sloeg over me heen. Ik wist niet wat er nu verder moest gebeuren. En toen, daar in dat ziekenhuisbed, bekroop me voor de eerste keer dat gevoel. Het gevoel van spijt. Spijt dat ik de operatie was aangegaan. Spijt over het feit dat ik kon zien.
Ik sloot mijn ogen en wenste mezelf opnieuw blind.
Dat gevoel van grenzeloze spijt is niet meer weggegaan. Het is er nog altijd. Het is zelfs sterker geworden. Allesoverheersend. Obsessioneel.
Ik heb er met niemand over gesproken. Tegen niemand heb ik verteld dat ik de wereld niet meer wil zien. Of eigenlijk moet ik zeggen, dat ik de wereld weer wil zien zoals ik hem 32 jaar lang heb gedacht.
Ze zouden het niet begrijpen. Zouden me een ondankbaar iemand vinden. En waarschijnlijk hebben ze daar ook wel gelijk in.
Maar ik weet dat het niet goed gaat komen, nooit. Ik moet de enige keuze maken die er voor mij is overgebleven. Ik moet terug naar de tijd van voor de operatie. Terug naar mezelf.
Lara ligt naast me en legt haar kop op mijn dijbeen. Zij zal weer mijn geleidehond worden, weer voor mij moeten gaan zien.
Voorzichtig voel ik met de vingertop van mijn wijsvinger aan de scherpe punt van de priem.
Er rollen tranen over mijn wangen.
Dat is het enige aan mijn ogen dat niet is veranderd, de tranen die er uit komen als ik huil.
Bron afbeelding: © Harme van Kamp - Amsterdam
Echt een verhaal dat aangrijpt. Ik denk dat het na 32 jaar ook niet meer zou hoeven. Je wereld ondersteboven en onzekerheid want je kent een andere realiteit. Een puurder aanvoelen.
LikeGeliked door 1 persoon
Mooi gezegd Vee, zo is het bedoeld.
LikeGeliked door 1 persoon
Heel knap geschreven. Zoals je je hebt ingeleefd in de hoofdpersoon, en hoe je het gevoel van spijt aan de lezer weet over te brengen.
LikeLike
Leuk om te horen, dank je wel.
LikeLike
Prachtig verhaal Harme.
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je wel.
LikeGeliked door 1 persoon
Mooier gemaakt, maar waarom
Mooi gezegd (of geschreven)
LikeGeliked door 1 persoon
Blind zijn – kan ik me niet voorstellen.. Maar de spijt, die voel ik haast mee. Prachtig!.. Op een ‘zwarte’ manier.
LikeGeliked door 1 persoon