Pappa


Al meer dan twee weken lag hij in bed. In dit bed. Een vreemd aanvoelend bed. Soms starend naar het plafond, maar meestal met zijn ogen gesloten. Zijn oogleden voelden zwaar aan en eigenlijk had hij de kracht niet meer om ze omhoog te doen. Om te kijken wat er om hem heen gebeurde. Het maakte ook niet zoveel uit. Niet meer.

Hij had het ook benauwd, heel erg benauwd. Het ging gepaard met een krakend, piepend geluid. Het moest het geluid van de groentekar van zijn vader zijn. De kar met het paard er voor gespannen. ’s Winters zag je de damp uit de neusgaten komen. Als het paard uitademde. Warm was het als hij zijn hand erbij hield. “Vader”, zei hij fluisterend. Of misschien dacht hij het alleen maar. 

Het ademhalen had hem nog nooit zoveel moeite gekost, voor zover hij zich dat kon herinneren. Herinneren. Weten wat er was gebeurd. Gisteren of een week geleden. Lang geleden. Dat was ook al lastig geworden. Eigenlijk wist hij niet eens waar hij was. Her-in-ne-ren. Droge mond, wat had hij een droge mond.

De geluiden om hem heen kon hij niet goed plaatsen. Vrouwenstemmen, die zachtjes met elkaar spraken en soms ook lachten. Waren het zijn zussen die in de tuin zaten? Dat stelde hem gerust, die zachtjes lachende vrouwen. Soms was er ook een mannenstem. Mompelend met weinig intonatie. Alsof de man die bij de stem hoorde aan het bidden was. “Onze Vader die in de Hemelen zijt.”

Soms hoorde hij een stem die hem bekend voorkwam. Een vrouwenstem, maar ook die van een man. Pappa, zeiden ze dan tegen hem. Pappa? Hoe lang had hij zijn vader al niet gezien? Zijn vader met de driftige bewegingen. Altijd aan het sjouwen met groenten.

Plotseling verscheen de donkere, glad gepolijste steen van het familiegraf binnen de grenzen van zijn geheugen. Daar zag hij de naam van zijn vader. Van zijn moeder. In zilverkleurig verzonken letters. Maar ook die van zijn vrouw. Zijn Johanna? Met zijn gedachten streelde hij de letters die haar naam vormden. Ze vervaagden, verdwenen.

Weer de stem van die man vlak naast hem. Vertrouwde stem. Bezorgde stem. Iemand pakte zijn hand. Streelde hem. Een koele hand. Opnieuw hoorde hij dat woord. Pappa, pappa. Met alle kracht die hij in zich had opende hij zijn ogen een klein stukje. Stond hij daar zelf? Voorover over zichzelf heen gebogen? De ogen waren die van hem. Groene, diepliggende ogen. Hij zag dat er tranen uit zijn ogen kwamen. Ze liepen omlaag over zijn ongeschoren wangen. Maar toen hij met zijn bevende hand zijn tranen wilde wegvegen, waren zijn gezicht en ogen droog.

Zijn ogen vielen weer dicht. Vanzelf, zonder dat hij er iets aan kon doen. In de verte zag hij zijn vader weer. Hij keek naar hem. Vader. Pappa.

Foto uit eigen archief.

22 gedachtes over “Pappa

  1. Hoe een sterven pijnlijk en verdrietig is. Het is ook een moment waarop je intens geraakt wordt. Een moment dat je stil staat bij het leven.
    Ik heb even gedacht daarom om in een hospice te gaan werken. Omdat hoe verdrietig de situatie ook is, het me meer doet dan vele andere dingen.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.