Ruis


Als jongetje in de leeftijd van een jaar of zes was ik mager en had een erg bleke huidskleur, iets dat vooral in de winter nogal scheen op te vallen. Kennelijk was ik tè mager want ik werd op een bepaald moment door de schoolarts doorverwezen voor een consult bij een kinderarts in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag.

Ik herinner me niet zo veel specifieke dingen uit die periode en heb ook geen flash-backs van fysieke ongemakken. Wel was het zo dat tantes van mij gereld tegen mij zeiden dat ik zo wit zag. Terwijl ze dit zeiden porde ze vaak met een vinger tussen mijn ribben die net zo aan de oppervlakte lagen als de metalen veren in de rookstoel van mijn opa. Mijn moeder, die mij in bescherming nam, repliceerde dan steevast dat wit ook een kleur was.
Tijdens logeerpartijen in de zomervakanties bij een nicht van mijn moeder, die met haar gezin op een grote boerderij in Nieuwendijk woonde, moest ik steevast horen dat ik “zo n’een bleek stadsneuske was.” En ik kreeg het glas melk met de meeste room en de vetste stukjes van de ham toebedeeld.

Maar goed ik moest dus naar de polikliniek. De kinderarts was in mijn ogen van toen een lange man die altijd haast had. Hij had vanzelfsprekend een lange witte jas aan, die open hing en rond zijn tanig lijf slobberde en rond zijn nek bungelde de onafscheidelijke stethoscoop.

Voordat hij mij ging onderzoeken verontschuldigde hij zich die keren dat ik daar ben geweest steevast voor zijn koude handen. Of zijn handen altijd koud waren, of dat hij ze voorafgaand aan het onderzoeken van mij langdurig onder de koude kraan had gewassen, dat zal altijd een raadsel blijven.

De eerste keer dat ik hem bezocht bekneep en betaste de arts me van top tot teen, klopte met een metalen hamertje op verschillende plekken om mijn reflexen te testen, trok mijn onderste ooglid omlaag en beluisterde mijn borst met zijn stethoscoop. Vooral de laatste handeling voerde hij langdurig uit en ging daarbij zeer bedenkelijk kijken.

Toen hij klaar was met luisteren, gaf hij mij de stethoscoop en zei dat ik maar eens naar mijn eigen hart moest luisteren. Hij hing de oorstukken in mijn oren en zette het membraan op mijn smalle jongensborst. Ik hoorde een gebons dat van onderwater leek te komen en schrok er een beetje van. Toen ik verschrikt naar mijn moeder keek zag ik dat ze luisterde naar de arts die tegen haar sprak en ik begreep dat er zaken werden besproken waarvan het niet de bedoeling was dat ik die zou horen.

Op weg naar huis vroeg ik aan mijn moeder of er misschien iets mis was met me. Ze kneep in mijn hand en zei: ‘Nee er is niks mis met je, alleen zit er een ruisje in je hart, maar dat hebben veel lieve jongens.’
We keken elkaar aan en lachten.

Bron afbeelding: Pixabay

21 gedachtes over “Ruis

  1. Mooi verhaal :-)|
    Doet me denken aan mijn eigen “ruisje”. Na het overlijden van mijn vader aan hartklachten, moest ik voor iets onschuldigs bij de huisarts zijn. Die wilde met alle geweld even naar mijn hart luisteren en ja hoor, hoorde een ruisje …… paniek bij haar, gelijk naar de cardioloog …………
    Na diverse onderzoeken kwam het verlossende woord : een onschuldige functionele ruis.
    Die huisarts had een storm in een glas water veroorzaakt!

    Like

  2. Wat een mooi verhaal. Het doet me denken aan dat van mijn moeder. Ze had als kleuter al een ernstige ruis. Later werd er geen aandacht meer aan besteed. Pas na de geboorte van haar negen kinderen kreeg ze hartklachten tijdens de overgang. Onderzoek wees een vrij ernstige aangeboren hartafwijking aan die niet meer behandeld kon worden. Haar ene hartkamer is veel te klein en spuit bij iedere hartslag het bloed terug naar de hartboezem. Inmiddels werd ze er 96 mee.
    Een goed hart kan een ruisje hebben.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.