Rotterdam – woensdag 18 mei 1988 (11.50 uur)
Vaak voel ik een sterk gevoel van verlangen naar Azië.
Naar de complexiteit van India met al haar verschillende mensen. De gejaagdheid van het bestaan, maar ook de serene rust die vooral aan de Ganga voor mij zo intens voelbaar was.
Naar Nepal met de mysterieuze Himalaya’s waar alle begrip van perspectief verdwijnt. Kathmandu, waar ik in de ban raakte van haar ogen. De ogen die me zowel inspireren als volkomen passief kunnen maken. En altijd die vragen: Waar zou ze nu zijn, wat zal ze nu doen, hoe gaat het met haar?
Waarschijnlijk bedelt ze nog steeds voor haar dagelijks voedsel, want zulke zaken veranderen niet snel in Azië. Vechten voor het bestaan is daar net zo wezenlijk als het drinken van mijn dagelijkse koffie hier.
En natuurlijk naar Thailand, waar de mensen altijd lijken te lachen. Naar de vissersboot van Koh Samui naar Koh Pha Ngan samen met Niamh terwijl de verkoelende zeewind zilte spetters in onze gezichten blies.
Paradijselijk Koh Pha Ngan. Het eiland waar ik veranderde, waar ik mezelf heb gevonden. Is dat mijn paradijs?
Is het zo dat er één plek op de wereld mijn paradijs is, of wisselt dat? Is het de plek waar ik me fijn voel en mezelf kan zijn, dan wisselt het inderdaad en kan dat ook mijn woning zijn.
Ik denk dat het meer is. Ik denk dat die plaatsen waar ik een stukje van mezelf heb achter gelaten mijn paradijzen zijn -al zullen er mensen zijn die beweren dat er van Het Paradijs geen meervoudsvorm bestaat-.
Ik zou willen dat ik naar al die plaatsen, al die paradijzen terug zou kunnen. Maar als ik daar dan kom ontdek ik misschien wel dat ze veranderd zijn. Dat ze slechts in mijn kop bestaan als goddelijke momentopnamen van mijn leven.
Dus voorlopig houd ik het nog maar even bij heimwee.
Bron afbeelding: Pinterest.
Corneille – Het paradijs.