Kap nâh


Onlangs had ik een afspraak in mijn geboorteplaats Den Haag. Omdat ik niet precies wist waar ik moest zijn was ik ruim op tijd van huis gegaan. Zoals gewoonlijk was ik te vroeg voor de afspraak, dus besloot ik om nog maar wat in de directe omgeving rond te lopen.

Al snel kwam ik langs een Haags Koffiehuis en omdat een kop koffie mij wel aantrok, besloot ik er binnen te stappen. De inrichting was sober doch doelmatig. Een tafel met stoelen, een bar met krukken en een aantal gokkasten. Alles wat een mens nodig heeft in een Haags Koffiehuis. Er waren drie gasten aanwezig, allemaal van het mannelijk geslacht. Twee zaten er aan de lange tafel en bladerden in kranten, de derde zat achter één van de gokkasten.

Ik bestelde een cappuccino, maar de uitbater zei dat hij alleen “gewone koffie” had.
‘Doe dan maar een gewone’, zei ik zo nonchalant mogelijk, maar ik proefde al de bittere smaak van koffie die te lang op een warmhoudplaatje had gestaan.

Toen ik mijn koffie had gekregen en er een slokje van nam, moest ik aan mezelf toegeven dat de smaak helemaal niet zo slecht was als ik had verwacht. Door het raam achter mij scheen het zonnetje op mijn rug en ik had het best naar mijn zin.

Na een tijdje stapte er een man binnen die zich voortbewoog met krukken. Hij kon alleen zijn rechterbeen gebruiken want zijn linkerbeen hield op ergens waar zijn knie had gezeten. Steunend en blazend ging hij op een stoel zitten en bestelde “een bakkie pleur”.

‘Wat hep jè nâh?’ vroeg de eigenaar in onvervalst Haags terwijl hij met opgetrokken wenkbrauwen naar de stomp keek.

‘Mèn stomp is gan ontsteikûh. Ik stieâhf van de pèn’, antwoordde de man.
Het bleek dat hij een nieuwe prothese had gekregen waar hij direct veel te lang mee was blijven doorlopen. Hij zei dat hij zo’n pijn had gehad dat hij in één keer al zijn 20 Oxycodon tabletten van 20mg had ingenomen. ‘Ik was heilemaal van de wereld’, zei hij lachend. ‘Mèn doktâh zè dattik wel daud had kenne weze.’
Daarna zweeg hij en dronk met kleine, zacht slurpende slokjes zijn koffie.

Toen ik wilde afrekenen moest ik €1,20 betalen en dat kon alleen cash. Gelukkig had ik nog wat kleingeld in mijn zak en toen ik dat aan de eigenaar overhandigde zei ik dat zijn koffie lekker was en een vooroorlogse prijs had.

De man die tot dan toe zwijgend achter de gokkast had gezeten, draaide zich naar mij om en riep: ‘Hé gauzâh, kap nâh, dat mot je nie teige hem zegge, stgaks vehaugd hè weâh zèn prèzûh’.

‘O sorry’, zei ik verontschuldigend, groette de anderen en begaf me welgemoed op weg naar mijn afspraak.

10 gedachtes over “Kap nâh

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.