Ik heb altijd een grote hekel aan kappers gehad.
Ook als twaalf jarige al toen er nog in het geheel geen sprake van was dat ik mijn haar, net als The Beatles en The Stones, wilde laten groeien.
Kappers deden namelijk nooit wat je van ze vroeg.
Mijn vaste vraag was altijd: “Niet te kort graag kapper,”
Maar de manier waarop hij dan zijn hand door mijn stugge blonde haar haalde, wist ik al dat het weer “coupe bloempot” zou worden.
Vooral mijn vader was degene waar ik periodiek heftige strijd mee leverde over het al dan niet naar de kapper gaan.
Ik vond het nooit nodig en verzon de meest uiteenlopende smoezen om er onderuit te komen.
Soms kwam het zelfs zo ver dat hij me persoonlijk bij de deur van kapper Zwaanswijk afzette en bleef wachten tot ik binnen was.
Met tranen in mijn ogen van boze opstandigheid liep ik dan de doorrookte ruimte binnen om op mijn beurt te wachten.
Maar er was ook een lichtpuntje.
De enige reden die het gedwongen kappersbezoek iets kon verzachten, was dat er tussen de gedateerde en beduimelde tijdschriften die er lagen, ook altijd een paar exemplaren van het weekblad De Lach bijzaten.
In de periode dat ik het tijdschrift bij de kapper in handen kreeg, eind vijftiger jaren, was het al veranderd van een gezinsblad naar een zogenaamd mannenblad.
De inhoud bestond in die tijd hoofdzakelijk uit foto’s van schaars geklede dames in badpak en bikini.
Vanaf de foto’s keken ze mij met hun prachtige gezichten en betoverende lach aan en de zachtheid van hun lichamen spatte van de foto’s af.
Nu zouden die foto’s niemand meer opvallen, maar neem van mij aan, in die tijd en binnen het milieu waarin ik opgroeide, kwamen de foto’s rechtstreeks uit Sodom en Gomorra.
Om van de poserende dames maar te zwijgen.
Omdat ik het blad niet openlijk durfde te bekijken, verzamelde ik genoeg moed om het met klamme handen in een ander, meer algemeen tijdschrift te verstoppen en hoopte dat op die manier de overige klanten dachten dat ik braaf in bijvoorbeeld “Panorama” zat te lezen.
Veel tijd om het blad te bekijken had ik meestal niet, want de kapper werkte snel.
En wanneer ik aan de beurt was schoof ik met rode oren op de kappersstoel en sloot mijn ogen.
Terwijl ik de marteling onderging verschenen op de binnenkant van mijn oogleden de mooiste vrouwen in bikini die mij met hun prachtige glimlach moed inspraken.
Ik ontweek doorgaans de strijd met mijn ouders, maar als ik dan toch enig tegengas gaf, dan kon de gevreesde reactie van mijn vader zijn: “En je gaat óók eens naar de kapper!” En weg waren mijn krullen weer. Of er bij de kapper een leesmap was weet ik niet meer, maar wel bij één van de adressen waar ik oppaste. Daar zat dan ook de Lach in, met als hoogtepunt een dame met een nietje door haar navel.
LikeGeliked door 1 persoon
Dat moet dan één van de eerste navelpiercings zijn geweest.
LikeLike